Beeldende probleemstelling
De kinderen krijgen de opdracht om een jong dier te tekenen, waarbij ze met inkt de omlijning van de vlakken moeten maken, die ze daarna met kleurpotlood inkleuren. De uitdaging/probleemstelling bij deze opdracht is het weergeven van de vacht/huid van het dier.
Betekenis
De opdracht gaat over jonge dieren en het weergeven van de textuur van dierenvachten in 2D. De kinderen worden zich bewuster van de vorm van dieren en welke vacht dieren hebben. Het tekenen van jonge dieren, zoals lammetjes en vogeltjes, past binnen het thema lente.
Activiteiten
- Eerst gaan de kinderen klassikaal lentedieren observeren.
- Daarna schetsen de kinderen een dier uit de lente met potlood.
- Vervolgens gaan ze met inkt en kroontjespen de omlijning van het dier tekenen. Ze tekenen hierbij ook de patronen van vacht (veren, haren, wol).
- Ten slotte kleuren ze met kleurpotlood het dier verder in.
- Ten slotte kleuren ze met kleurpotlood het dier verder in.
Vorm
Het beeldaspect waaraan specifiek aandacht wordt besteed is vorm. De nuance die hierbij aan de orde komt is welke vormen gebruikt kunnen worden, wanneer je een dierenvacht wilt tekenen. Het beeldend doel is dat de kinderen leren vormen en patronen in dierenhuiden te herkennen en deze weer te geven met inkt en kleurpotlood
Materiaal
Papier, grijs potlood, een kroontjespen met inkt en kleurpotlood. Op papier schetsen de kinderen met kleurpotlood de vormen van het dier. Daarna trekken ze met kroontjespen en inkt de omlijning over en kleuren ze dit met kleurpotlood in. Het technisch doel van de les is om te leren gaan met inkt en kroontjespen.
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEiWEKLgkN5DxCh-G4Vcu33rsfg8uikimYVc3sKxTDVeI4wr4FtJPmfcNT8mHvHsH_hn9k3t8KPbDPqHGtNkj0IS-vehyUtcoOgZT8LzE6-eVIMc-3r4nk1atlMm7HUhDX8kZOnNv3W8wLk/s640/2D+les+lentedieren.png)
Foto’s van lentedieren, waarop de vacht/huid van deze dieren goed te zien is. Hierdoor krijgen ze een goed beeld van de huid/vacht van het dier wat ze na willen tekenen.
Vragen bij foto's:
Welk dieren zie je?
Hoe ziet de huid van dit dier eruit?Is de huid zacht/hard/stug?
Welke vormen zijn in de vacht te zien?
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEibYKVBYTEvmaJNQFXuxsqQTWXGnGkEasmi6l4h4NNAEqT-KaZXkCnfgMuFV20jc_N2tErkWX8Po5XOumXgPgz8kOung197l9igj2iSvf8vSVkj6VmC561I9e40-O5CXG1pi1kxmEsNpQs/s640/Paulus_Potter_-_De_Stier.jpg)
Vragen bij kunstwerk:Hoe heeft de kunstenaar de vacht van de koe weergegeven? (Wijs de kinderen op rimpels in de nek, haarlokken op de kop, haarkruinen in de nek)
Hoe zou je dit met inkt weer kunnen geven? (bijv. met streepjes in haarrichting)
Werkwijze
- Schetsen met HB-potlood
- Tekenen met inkt en kroontjespen
- Inkleuren met kleurpotlood
Demonstreren:- Inkleuren met kleurpotlood
- Schetsen: dun, alleen omlijning
- Inkt: potje langzaam open maken, inktpen erin dopen, niet te dikke klodder, enz
Onderzoek
De kinderen onderzoeken hoe ze de huid/vacht van hun dier het beste kunnen tekenen. Ze oefenen hiermee tijdens het schetsen met potlood: ze experimenteren welke vormen het patroon van de huid het best weergeeft.
LESFASEN
|
|
Groep:
|
6
|
Organisatie
Wat moet er van tevoren worden klaargezet?
Welke
organisatievorm hanteer je m.b.t. de groepering van de kdn?
Wanneer
laat je welk beschouwingsmateriaal zien?
Hoe
komen de kids aan hun materiaal en gereedschap?
|
Bij de hand:
- Voor het beschouwen: Powerpoint met plaatjes van lentedieren en
plaatje van De stier (Paulus
Potter).
- Papier
- In een doos/bak: inktpotjes en kroontjespennen
- evt. bekers met kleurpotloden.
De kinderen zitten in groepjes.
Aan het begin van de les laat ik het beschouwingsmateriaal zien: foto’s van lentedieren zien en het schilderij De stier. Het papier laat ik de kinderen uitdelen. De potloden zitten in hun eigen laatje dus die moeten ze zelf pakken. Verder deel ik ondertussen de kroontjespennen en de inktpotjes uit. |
Oriëntatie
Hoe
wordt de les ingeleid?
Wat
zijn je vragen en antwoorden bij het
beschouwingsmateriaal?
Hoe
luiden de instructies waarmee je ze aan het werk zet en wat laat je daarbij
zien?
|
Als inleiding vertel ik een verhaal over dat ik van het weekend hele
leuke dieren heb gezien: eendjes, lammetjes, bijen. Ik vertel dat het me leuk
lijkt om deze te tekenen met de klas: iedereen mag een lentedier tekenen. Om
inspiratie op te doen, laat ik wat plaatjes van lentedieren zien, die ik met
de kinderen ga beschouwen.
Vragen bij lentedieren
Welke dieren zie je? Kalf, eendjes, bij, vlinder, veulentje, schaapje, enz.
Hoe ziet de huid van dit dier eruit? Harig, glad, donzig, kriebelig, veren
Is de huid zacht/hard/stug? Zacht, dun, hard.
Welke vormen zijn in de vacht te zien? vlekken, strepen, stippen, haren, pluizen.
Vragen bij De
stier:
Hoe heeft de kunstenaar de vacht van de koe weergegeven? Rimpels in de nek, haarlokken op de kop,
haarkruinen in de nek.
Hoe zou je dit met inkt weer kunnen geven? Met streepjes in haarrichting, vlekken
op de buik/rug.
De instructie
voor de les is:
- Jullie krijgen
zo meteen een papier, daar ga je als eerste het lentedier op tekenen met
grijs potlood. Je tekent alleen de buitenste lijnen van het dieren en de
patronen op de huid (strepen, vlekken, haren). Je kleurt hem nog niet in.Ga
ontdekken hoe je het best de huid kunt tekenen. Ga een beetje experimenteren.
- Als je zeker
bent van je tekening, steek je je vinger op. Dan krijg je van mij een
kroontjes pen en ga je over de potloodlijntjes heen de omlijning van het dier
tekenen met inkt (net zoals de zwarte lijnen van een kleurplaat).
- Dan krijg je
met je vinger of de inkt droog is. Als dat zo is, gum je de potloodlijntjes
uit en pak je je kleurpotloden uit je laadje. Je kleurt dan het dier in.
- Als je dat
klaar hebt, zorg je ervoor dat het dier in de juiste omgeving zit. Je gaat
dan ook de rest om het dier heen tekenen.
Als je inkt
werkt, doe je rustig het potje open. Houd het potje recht. Dan leg je het
dekseltje op z'n kop naast het potje. Je pakt je kroontjes pen en doopt deze
een heel klein stukje in het potje. Dan ga je heel voorzichtig over je
potloodlijntjes heen (ik doe het voor).
|
Uitvoering
Welke
reflectievragen stel je de kinderen tijdens de begeleiding?
Waarmee
verwacht je dat ze hulp nodig hebben?
Welke
minimumeisen hanteer je (zie doelen) tijdens de begeleiding?
|
Reflectievragen:
Welk dier heb je
gekozen? Welke huid heeft het dier? Hoe heb je de juiste structuur van de
huid gevonden? of Welke patronen zou je op een papier kunnen uitproberen? Hoe
zou je dit kunnen tekenen?
Ik verwacht dat
de kinderen hulp nodig hebben bij het uitvinden hoe
je de textuur van de huid/vacht van het dier precies tekent.
De minimum eisen
zijn:
- Aan de vorm is
het getekende dier te herkennen
- het kind kan
zijn keuze voor het gekozen patroon van de huid van het dier verantwoorden
- Het kind heeft
een patroon op de huid van het dier getekend dat overeenstemming is met de
vacht (haren, vlekken, strepen).
|
Nabeschouwing
Hoe
organiseer je de overgang werk nabeschouwing?
Waar
laat je (welk) werk en kinderen?
Welke
vragen stel je of welke kijkopdrachtjes geef je om met de kinderen te zien of
de doelen zijn bereikt?
|
De groepshulpen
van elk groepje mogen de blaadjes innemen en voorin de klas inleveren.
Ik neem de blaadjes aan van de groepshulpen.
Vervolgens laat
ik een paar blaadjes zien en stel ik vragen aan de klas om te kijken of aan
de minimumeisen/criteria voldaan zijn.
Of:
De kinderen laten hun blaadje op tafel liggen. Ik geef een teken dat de klas stil moet worden en naar mij moet kijken en dat ze hun blaadje bovenin op hun tafel moeten leggen. Vervolgens geef ik de opdracht dat de kinderen in tweetallen elkaars werk moeten beoordelen en opschrijven aan welke criteria de kinderen zich hebben gehouden en wat ze erg mooi vinden of minder. |
Accenten of
opmerkingen
Op
welke manier besteed je aandacht aan de leeftijd en de verschillen tussen
kinderen? Wat verwacht je op het gebied van samenwerking en zelfstandigheid?
|
Kinderen kunnen
verschillen in hun tekenvaardigheid, wat terug te zien kan zijn in hoeverre
de vorm van het dier overeenkomt met de werkelijkheid.
Het ene kind zal
ook sneller werken dan het andere, waardoor de een al snel het dier heeft
ingekleurd en de ander nog met inkt moet beginnen. Als oplossing heb ik de
klaaropdracht dat de kinderen ook de omgeving van het dieren mogen tekenen.
Ik verwacht dat
de kinderen hun eigen dier bedenken en zelfstandig experimenteren met hoe de
dierenvacht het best getekend kan worden. Ik verwacht dat de kinderen,
wanneer ze er niet uit komen, met elkaar overleggen en advies te vragen over
welke patronen je kan bij de dierenvacht kan gebruiken.
|